Menu Sluiten
Jimmy Smith

Jimmy Smith: pionier op het hammondorgel

Sven Figee van Sven Hammond zegt in Jazzism 6 over Jimmy Smith: “Smith heeft natuurlijk de basis gelegd voor het hammondorgel. Naast een fantastische muzikant was hij ook een enorm entertainer, maar nu stoot Cory Henry hem van de troon.” Wie was Jimmy Smith eigenlijk?

Jimmy Smith heeft ervoor gezorgd dat het hammondorgel een belangrijk instrument in de jazz is geworden. In 1955 introduceerde orgelbouwer Hammond het populaire model B3. Met zijn orgeltrio kwam Smith toen met een nieuw geluid: de op blues georiënteerde, swingende, funky muziek. In die tijd was dat geluid revolutionair, maar later werd het overschaduwd door de synthesizers. Smith bleef echter populair en tourde met zijn muziek tot aan zijn dood in 2005.

Jeugd

James Oscar Smith werd in 1928 geboren in de buurt van Philadelphia. Zijn vader had een zang- en danceact in lokale clubs en hij nam zijn zoon vanaf zijn zesde mee op het podium. Jimmy Smith leerde zichzelf stridepiano spelen. Hij kreeg daarbij af en toe aanwijzingen van Bud Powell, die in de buurt woonde. Als vijftienjarige verliet hij school en ging bij de marine. Met dank aan een wet die oorlogsveteranen rehabiliteerde, kon Smith in 1948 terug naar school en ging bas studeren. Buiten schooltijd speelde hij in verschillende r&b-bandjes.

Hammond B3

Begin jaren vijftig speelde Smith rhythm-and-blues bij Don Gardners Sonotones. Op een gegeven moment hoorde hij Wild Bill Davis spelen op een hammondorgel. Smith was geïntrigeerd en in 1953 had hij zijn eerste B3. Terwijl hij ’s nachts piano speelde, oefende hij overdag eindeloos op het orgel. Naar eigen zeggen kon hij binnen drie maanden walking bass-lijnen spelen met zijn voetpedalen.

Door zich drie maanden lang af te sluiten van de buitenwereld ontwikkelde hij zijn unieke manier van spelen. Zijn techniek voert terug naar de gospel, met snelle bewegingen met zijn handpalm over het toetsenbord en een grillig gebruik van de pedalen om de hele baslijn te spelen. Zo was het orgel niet eerder bespeeld. Tegenwoordig is er geen organist die niet min of meer schatplichtig is aan Jimmy Smith. (tekst gaat verder na het filmpje)

Eigen geluid

Net als vele andere muzikanten vond Smith dat de sleutel tot het vinden van een eigen geluid lag bij het bestuderen van muzikanten op andere instrumenten. Zo schreef hij in 1964 in The Hammond Times: “Terwijl sommigen vinden dat een orgel klinkt als een compleet orkest, denk ik dat het meer een blaasinstrument is. Ik ben altijd een bewonderaar van Charlie Parker geweest en probeer net als hem te klinken. Ik wil dat de single line sound klinkt als een trompet, een tenor- of een altsaxofoon.” Smith maakte ook graag gebruik van de mogelijkheid om op de B3 een percussiegeluid op te wekken.

106 eigen albums

In 1956 kwam de eerste plaat van Jimmy Smith uit op het Blue Note-label. Door de jaren heen maakte hij populaire albums als Groovin’ At Small’s Paradise (1958), The Sermon (1959) en Back At the Chicken Shack (1963). Na zijn verhuizing naar Verve volgen onder meer The Cat (1964) en het bekende Got My Mojo Workin’ (1965) waarop hij zelf zingt. In totaal heeft hij 106 albums op zijn naam staan, naast de vele samenwerkingen. Half jaren zeventig verhuisde Smith naar Los Angeles waar hij de Jimmy Smith’s Jazz Supper Club opent. Tussen zijn tournees door, treedt hij er zelf ook op. In 2004 nam hij samen met Joey DeFrancesco zijn laatste plaat Legacy op. Jimmy Smith overleed in februari 2005. Zijn bijdrage aan jazz is zeker zo groot als die van zijn tijdgenoten.

Deel bericht

Laatste nieuws