Met 'Ascenseur Pour l’Échafaud' creëerde Miles Davis niet alleen een revolutionaire soundtrack. Hij legde ook de basis voor een nieuwe samensmelting van jazz en film.
Tekst: Bert Vuijsje | Foto: Miles Davis in 1956, credit Tom Palumbo/Wikimedia
De opnamen die Miles Davis in de nacht van 4 op 5 december 1957 in Le Poste Parisien Studio maakte, waren in twee opzichten baanbrekend. Muzikaal gezien was die sessie een voorbode van het invloedrijke album Kind Of Blue. Dat nam de trompettist in maart en april 1959 op, met improvisaties grotendeels gebaseerd op toonladders in plaats van akkoordenschema’s.
Maar misschien belangrijker nog: het werd de soundtrack van de film Ascenseur pour l’Échafaud (Lift naar het schavot), die het begin vormde van een jazztrend in de Franse cinema. Er volgden films als Les Liaisons Dangereuses (met muziek van Art Blakey en Thelonious Monk), Des Femmes Disparaissent (opnieuw Art Blakey), À Bout De Souffle (Martial Solal), Un Témoin Dans La Ville (Barney Wilen, Kenny Dorham, Duke Jordan), en eerder was er al Sait-on Jamais… (Modern Jazz Quartet).
Transformatie door muziek
De regisseur van Ascenseur pour l’Échafaud, de toen nog maar 25-jarige Louis Malle, legde later uit hoe groot de impact van Miles Davis was geweest: ‘Het transformeerde de film. Ik herinner me heel goed hoe het zonder de muziek was, maar toen we aan de final mix begonnen en de muziek toevoegden, leek de film plotseling op te stijgen. Het was anders dan veel filmmuziek, die alleen maar probeert de emotie van de beelden te benadrukken of te versterken. Het was een contrapunt, en het gaf de film een bepaalde sfeer. Ik geloof absoluut dat de film zonder de soundtrack van Miles Davis nooit dezelfde respons van critici en publiek zou hebben gehad.’ De klanken van Ascenseur pour l’Échafaud kregen in de decennia die volgden een onvoorstelbaar brede verspreiding. Wanneer een documentairemaker of televisieregisseur het natte asfalt van een desolate stad bij nacht in beeld wil brengen, kiest hij haast automatisch voor de eenzame trompet van Miles Davis.
Andere voorgeschiedenis

Kortgeleden ontdekte ik tot mijn verrassing dat de muzikale voorgeschiedenis van Ascenseur pour l’Échafaud totaal anders was dan ik – en vrijwel elke andere jazzliefhebber – altijd had gedacht. De Franse componiste Germaine Tailleferre (1892-1983) was oorspronkelijk benaderd voor het schrijven van de filmmuziek; volgens sommige bronnen had ze zelfs al een contract getekend.
Zij kwam uit een wereld die niets met jazz te maken had. Ze stond bekend als het enige vrouwelijke lid van de Groupe des Six: zes klassieke componisten, onder wie verder Arthur Honegger, Francis Poulenc en Darius Milhaud. Met haar muziek zou Ascenseur pour l’Échafaud zonder enige twijfel een geheel ander karakter hebben gekregen, en je kunt ernstig betwijfelen of de impact dan even groot was geweest.
Puur toeval
Het was puur toeval dat Miles Davis in november 1957 naar Parijs kwam voor een engagement van drie weken in de Club Saint-Germain en een serie concerten in heel Europa (onder meer op 8 december in het Amsterdamse Concertgebouw). Hij speelde met een gelegenheidskwintet bestaande uit musici die in Parijs woonden: saxofonist Barney Wilen, pianist René Urtreger, bassist Pierre Michelot en drummer Kenny Clarke.
De dichter, schrijver en anarchist Boris Vian was een vriend van Louis Malle. Hij stelde hem voor aan Miles Davis en suggereerde dat het een goed idee was om, in plaats van Germaine Tailleferre, de trompettist te engageren voor de soundtrack van Ascenseur pour l’Échafaud. Miles Davis en Louis Malle bekeken de muziekloze versie van de film samen twee keer en kwamen toen tot overeenstemming.
Vrijuit improviseren

Tijdens de opnamesessie, met hoofdrolspeelster Jeanne Moreau achter een geïmproviseerde bar in de studio, werden steeds filmfragmenten van 20 à 30 seconden geprojecteerd. Waarna de musici werd gevraagd vrijuit te improviseren op basis van korte instructies van Miles Davis. In iets minder dan drie uur werd zo’n vijftig minuten muziek opgenomen, waarvan achttien minuten voor de film werden gebruikt. Als je Miles Davis mag geloven, was er maar één probleem: hoe moesten ze hun spel laten rijmen met de bewegingen van Moreau, die volgens hem totaal geen ritme had?
Bizar aspect
Tot zover is de geschiedenis al merkwaardig genoeg, maar er is nog een bizar aspect. Louis Malle was bevriend met de radicaal-linkse Boris Vian. Maar hij had nog een andere vriend: de romanschrijver Roger Nimier, die samen met hem aan het script van Ascenseur pour l’Échafaud werkte en daarnaast de dialogen schreef. Volgens Louis Malle was het ook Nimier die Germaine Tailleferre als componiste voor de soundtrack had voorgesteld.
Roger Nimier verzette zich tegen het existentialisme en het idee van de ‘geëngageerde schrijver’, zoals Jean-Paul Sartre dat belichaamde. Zijn grote invloed was Charles Maurras, een extreemrechtse denker en aanhanger van het collaborerende Vichy-regime, die na de oorlog tot levenslang werd veroordeeld. Na de bevrijding werd hij gearresteerd en stond hij terecht wegens ‘medeplichtigheid met de vijand’. Hij kreeg levenslang, maar werd in maart 1952 om gezondheidsredenen vrijgelaten en stierf acht maanden later.
Het blijft een raadsel: hoe kon de 25-jarige Louis Malle tegelijkertijd bevriend zijn met Boris Vian en Roger Nimier? Maar voor de jazz- en filmgeschiedenis mogen we dankbaar zijn dat Vian bij de muziekkeuze voor Ascenseur pour l’Échafaud uiteindelijk de doorslag gaf.